Nunspeet, 5 februari 2016
Huidige situatie:
Tot de invoering van de Wet Deregulering beoordeling arbeidsrelatie (wet DBA) is de VAR bepalend voor de vraag of de opdrachtnemer in fiscale zin als zodanig beschouwd mag worden door de opdrachtgever. Is er sprake van een geldige VAR, dan zal de opdrachtgever daarvan uit mogen gaan. Is die er niet, dan kan de opdrachtgever fiscale risico’s lopen. Het is niet verplicht om een VAR te kunnen overleggen voor uitvoering van de opdracht. Ook zonder die verklaring kan er sprake zijn van zelfstandig ondernemerschap zonder inhoudingsrisico’s. De dekking vooraf (achteraf kan de opdrachtgever niet voor de loonheffing aangesproken worden) was echter een prettige gedachte voor veel opdrachtgevers.
Nieuwe regelgeving:
Zoals het er nu naar uitziet (de Eerste Kamer is inmiddels akkoord), zal per 1 mei a.s. de VAR vervallen en zal de wet DBA inwerking treden. Daarmee wenst de wetgever meer verantwoordelijkheid bij de opdrachtnemer én opdrachtgever neer te leggen. Op basis van de wet DBA kunnen opdrachtgever en opdrachtnemer een oordeel van de Belastingdienst vragen over de vraag of de overeenkomst die partijen met elkaar willen sluiten in fiscaal opzicht zou kunnen leiden tot de conclusie dat er sprake is van een fictief dienstverband en dus tot de verplichting loonheffing in te houden. Dat oordeel kan worden gevraagd door indiening van de overeenkomst die partijen met elkaar wensen te sluiten.
Tegen het oordeel van de Belastingdienst kan geen bezwaar aangetekend worden. Is de Belastingdienst van oordeel dat er sprake is van een fictief dienstverband, dan zal de overeenkomst moeten worden aangepast en zal een nieuw oordeel moeten worden gevraagd. Belangrijk is dat niet alleen op basis van de overeenkomst tot de conclusie kan worden gekomen dat er sprake is van een fictief dienstverband. Wijkt de praktijk af van de voorwaarden van de overeenkomst, dan kan de Belastingdienst alsnog een naheffingsaanslag loonheffing aan de opdrachtgever opleggen.
(Gepubliceerde) overeenkomsten:
De Belastingdienst heeft inmiddels een aantal akkoord bevonden overeenkomsten gepubliceerd. Dat betreffen overeenkomsten die de Belastingdienst zelf (deels met hulp van derden) ontwikkeld heeft en voorts overeenkomsten die door derden aangereikt en akkoord bevonden zijn. Het aantal goedgekeurde en gepubliceerde overeenkomsten groeit snel. Er zijn algemene, branche-gerelateerde- en beroepsgroepsovereenkomsten gepubliceerd. Indien van die overeenkomsten gebruik gemaakt wordt én in de praktijk dienovereenkomstig wordt gehandeld, dan is een afzonderlijk verzoek niet nodig.
Belangrijk is dat de overeenkomst zoveel als mogelijk letterlijk wordt overgenomen, dit ter voorkoming van uitlegdiscussies. Voorts dient in de overeenkomst verwezen te worden naar het nummer dat de Belastingdienst aan het beoordeelde model heeft toegekend. Voorbeeld: “deze overeenkomst is gelijkluidend aan de door de Belastingdienst op 13-10-2015 onder nummer 9101567983 beoordeelde overeenkomst”.
De betreffende overeenkomst zal door de Belastingdienst ten minste gedurende 5 jaar, te rekenen vanaf de datum van goedkeuring, geaccepteerd worden. Gewijzigde wetgeving of jurisprudentie kunnen aanleiding geven de goedkeuring met betrekking tot deze overeenkomst in te trekken. Dat zal dan voor de toekomst gelden.
Het zal in de toekomst verstandig zijn om toch telkens weer even na te gaan of de gebruikte overeenkomst nog aan de eisen voldoet. Graag helpen wij u daarbij!
Arjen Kale, advocaat bij Lunenberg Advocaten